Bij probleemanalyse gaat het erom dat je een probleem kan beschrijven op een manier dat de computer je erbij kan helpen. In veel gevallen kunnen de mogelijkheden van een computer je helpen bij het oplossen van je problemen, maar je moet dan wel die problemen zodanig kunnen formuleren dat een computer er wat mee kan.
In de klas kom je dit bijvoorbeeld tegen in verhaalsommen bij rekenen: “Piet gaat naar de markt. Hij heeft 10 euro mee. Een appel kost 60 cent, hoeveel appels kan Piet kopen?” Hierbij kun je heel goed een rekenmachine gebruiken, maar dan moet je wel weten welke som je hiervan moet maken, anders kan de rekenmachine je er niet bij helpen.
Een ander aspect van probleemanalyse is het opdelen van een groot probleem in kleinere stukken, zoals Sjef ook laat zien (wel decompositie genoemd). Dit gebeurt ook in de klas, bijvoorbeeld als er een project wordt gedaan. Vaak bestaat een project uit een aantal kleine activiteiten, die geïnventariseerd en verdeeld moeten worden, om er één geheel van te maken. Dit opdelen helpt bij het programmeren; de losse onderdelen kunnen apart gemaakt en getest worden, zodat het overzichtelijk blijft.
Sjef legt het uit: