Zoals Sjef al in het filmpje zegt: je gebruikt functies wanneer je steeds weer dezelfde instructies moet uitvoeren, die soms net een beetje van elkaar verschillen. In het voorbeeld gaat het over het maken van pizzadeeg. Immers, voor elke pizza heb je pizzadeeg nodig. Om te voorkomen dat bij elk pizzarecept helemaal moet uitleggen hoe je deeg maakt, kun je dat veel makkelijker op één plek benoemen en binnen het recept naar die functie verwijzen!
In de klas kom je dit bijvoorbeeld tegen bij het vinden van het hoofdwerkwoord in de zin, bij taal. Er zijn verschillende manieren om dit te achterhalen. Bijvoorbeeld: maak een vraagzin van de zin, en het hoofdwerkwoord komt vooraan te staan. Dit is een mooi voorbeeld van een functie. Door er een vraagzin van te maken, kun je makkelijk en snel het hoofdwerkwoord van de zin aanwijzen. Als je deze functie eerst introduceert, moet je er veel aandacht aan besteden en vinden de kinderen het vaak nog lastig. Maar naarmate je het vaker doet, wordt het gemakkelijker, tot je het vrijwel automatisch kan. Je hebt dan het vinden van het hoofdwerkwoord geautomatiseerd door er een functie van te maken!
Sjef legt het uit: